• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de eerste sidebar

Han Leeferink

  • Home
  • (Non-)fictie
    • De oosthoek van de Melkweg
    • Demi Waltman
    • Varia
  • Zuidland
    • Creatief schrijven
    • Gelezen
  • Over
  • Contact
  • Zwerfdagboek

Zwerfdagboek

In samenwerking met Puck Willaarts

14 december 2020

Onder bomen en wild woekerende struiken, ontwaar ik regelmatig min of meer omsloten plekken die voor insecten, zoals springstaarten en mieren, een volledig universum vormen; een gewaarwording die me altijd weer een gevoel van geborgenheid bezorgt, vergelijkbaar met dat van een kind, dat zich veilig weet in een ommuurde tuin die voor hem of haar de hele wereld is.

 

 

   Een tuin is ingesloten, een landschap niet. Er is alleen landschap als er geen muur, of grens, of horizon is.
   En toch.

 

 

   Dat gevoel van geborgenheid, het verlangen naar de wereld van de ommuurde tuin… Misschien is het een restant van een katholieke opvoeding, een culturele reflex als gevolg van het uitentreuren herhaalde verhaal over de zondeval – de verstoting van de mens uit de hof van Eden, het verloren paradijs. Een verlangen naar een zogenaamde andere wereld – een verlangen naar daar dat hier is, want om daar te geraken hoeven we alleen maar te luisteren naar de bomen in de wind –

 

 

 

 

licht sluiert in droge koude golven over de vlakte
het huis leeg de bomen vogelloos in verwaaiende stammen
onder de wolken het land verlaten tussen bladderende wind

 

 

 

14 september 2020

De eerste keer dat ik de dikke man ontmoette, stond hij half voorovergebogen en met een been tussen de struiken bramen te plukken. Nu en dan stak hij er een in zijn mond. Toen ik vlak bij hem was, kwam hij overeind. Hij streek met een hand zijn haren naar achteren en knikte vriendelijk.
   ‘Mijn ontbijt,’ zei hij. Het liep tegen vieren, en het was nog altijd warm. Hij bood me een paar bramen aan. ‘Ze zijn nog niet rijp,’ zei hij, ‘maar je kunt ze gerust eten.’

 

 

   Hij veegde zijn handen af aan zijn broek, waarvan hij de pijpen in zijn sokken had gestopt. Later ontdekte ik dat hij dat deed om zich te beschermen tegen de teken; hij was als de dood dat hij door zo’n beest zou worden gebeten.
   Ik zei dat ik hem nog nooit gezien had, in het bos.
   ‘Mijn moeder is ziek,’ zei hij. ‘Ik ben daarom vaak weg. Ik wilde bramen voor haar meenemen.’

 

 

   Hij vroeg me of ik ze erg zuur vond. Toen ik knikte, besloot hij ze weg te gooien. Hij haalde een handvol bramen uit zijn broekzak, waarvan sommige geplet waren, en wierp ze in de struiken. Hij vond ze zelf eerlijk gezegd ook niet zo lekker.

 

 

   Hij keek afwezig voor zich uit. Opeens deed hij een stap naar voren en reikte me de hand. ‘Dit bos…,’ zei hij. Hij maakte zijn zin niet af. Hij tuurde naar de lucht waar al dagen geen wolk te zien was. ‘Dit bos…,’ zei hij weer, dit keer meer tegen zichzelf dan tegen mij. ‘Binnenkort komen de vogels.’
   Hij mompelde nog iets wat ik niet kon verstaan, en liep toen weg.

 

 

15 juni 2020

Een jaar geleden zijn Puck Willaarts en ik begonnen met Zwerfdagboek, een tweejarig kunstproject dat zich afspeelt in een natuurgebied ten zuiden van Den Bosch, in het stroomgebied van de Dommel. We zijn dus halverwege. Wat is ook alweer het plan? En wat hebben we het afgelopen jaar gemaakt?

In Zwerfdagboek verbeelden we onze ervaringen van landschap in teksten en beelden – niet met de bedoeling het landschap ‘vast te leggen’ of ‘na te bootsen’ (landschap kan ons inziens niet worden vastgelegd of nagebootst), maar om het in al haar levendigheid (ritme en beweging) zichtbaar en voelbaar te maken. We zoeken voortdurend naar manieren om onze ervaringen van momenten waarop het levende landschap zich toont weer te geven. En tegelijk stellen we onszelf de (filosofische en praktische) vraag wat het oproepen van (ervaringen van) landschap betekent voor de aard van de teksten en beelden die we creëren. Hoe kunnen we zo te werk gaan dat de lezer en kijker dat levende landschap ook werkelijk ervaart? Daartoe bestuderen we onder meer oude teksten van Chinese landschapsschilders (4e eeuw – 18e eeuw) uit de Taoïstische traditie die hun manier van werken tevens op schrift stelden. Het project mondt uit in een boek met beelden van Puck en teksten van mij waarin je kunt zwerven, als door een landschap. Het zwerfdagboek als natuurlandschap.

We hebben intussen het nodige gemaakt. Om een indruk te geven: 100 tekeningen, 54 foto’s, 28 krijtdrukken, 23 etsen en 99 tekstfragmenten. In deze blog publiceren we dus maar een fractie van wat we zoal creëren.

Ook het komend jaar houden we je op de hoogte van de vorderingen van ons project. Mocht je mensen kennen die daar misschien ook in geïnteresseerd zijn, attendeer ze op de mogelijkheid om zich in te schrijven voor de nieuwsbrief.

 

Baai

In de baai aan de overkant van de rivier – een ondiepe plek, die ’s zomers dienstdoet als drinkplaats voor paarden – wemelde het vanmorgen van de boerenzwaluwen. Ze scheerden laag boven de rivier en doken regelmatig naar het water om te drinken, of om zich te wassen. En dat alles in volle vlucht.
   Pletsj. Pletsj.
   
(…)
   Op de oever stonden klaprozen.

 

 

Aan de overkant van de weg, ver voorbij het lege huis en ook ver voorbij het dijkachtige pad dat dwars door het gebied heen loopt, ligt een dennenbos waar ik nog nooit geweest was. Vanmiddag stond ik er, tussen de bomen, en het enige wat ik hoorde waren vogels en wind. Op een heuvel en vrijwel geheel overwoekerd door varens, trof ik de restanten aan van wat ooit misschien het verblijf van een kluizenaar is geweest. De fundering van het gebouwtje was nog te zien, en overal lagen grote brokken steen.
   Ik woon in de bossen,/ geen mens die ervan weet –

 

 

 

 

16 april 2020

Wanneer je zegt: ik schilder een landschap, dan zeg je in wezen: ik schilder een zelfportret, want jij bent niets anders dan het landschap. Tegelijkertijd schilder je niet jezelf wanneer je een landschap schildert, want er is alleen landschap als de schilder er niet is.

 

 

In de rivier spatte het water hoog op: een gevecht tussen twee reusachtige, in het licht van de zon zilverblinkende vissen. Ze joegen achter elkaar aan en sprongen op uit het water, waarbij hun natte lijven tegen elkaar kletsten. Het duurde vier, vijf seconden: toen schoten ze de diepte in, elk een andere kant uit.

 

 

 

 

Vaak zitten de maan en ik de hele nacht bij elkaar.

Ik heb een paar dagboeknotities naast het raam in het stenen huisje aan de muur gehangen.
   En een tekening van de maan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11 maart 2020

Vanmorgen herinnerde ik me dat we vroeger thuis een hond hadden. Een jonge, speelse labrador. Patou. Om te voorkomen dat hij de boel zou slopen wanneer we er niet waren, sloot mijn moeder hem overdag op in het toilet. Ook de nacht bracht hij in die benauwde ruimte door. Toen ik op een dag als eerste thuiskwam en de toiletdeur opendeed, was hij er niet. Ik heb overal in de buurt gezocht, maar niemand had Patou gezien. Ook mijn moeder wist niet waar hij was. Er is na die dag nooit meer over de hond gesproken. Ik vraag me af of hij ooit bestaan heeft.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aan het begin van de tachtiger jaren van de vorige eeuw vertrekt de Franse kunstenaar Fabienne Verdier voor tien jaar naar China om er in de leer te gaan bij een traditionele meester in de schilderkunst. Ze leert er om voorbij het waarneembare te kijken. Hij lachte me altijd uit. Als we op weg gingen naar een heilige berg, pakte ik m’n potlood en ging wat krabbelen. Dan lachte hij en zei: ‘Probeer je nu de vorm die je voor je ziet te kopiëren? Doe dat schetsboek dicht en laat je vervullen door het landschap. Laat je vervullen door het wezen van het leven in je. En op een dag komt die emotie weer boven in je atelier en misschien stroomt dan de poëzie uit je penseel en heb je iets te zeggen.’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gisteren het stenen huisje schoongemaakt. En de matras op de vliering vervangen door een matje en een slaapzak. Op een plank aan de muur heb ik wat kookspullen neergezet: een gasbrander, een pannetje, een houten lepel, een zakmes, bestek, een bord, twee roestvrijstalen bekers, een thermosfles, een koffiefilterhouder, een pak filters en een blik met koffie. Er is geen water, daar zal ik zelf voor moeten zorgen.
   Nu achter het huisje, met mijn gezicht in de wind.

 

 

Kun je zo schrijven dat het woord ‘bos’ samenvalt met het bos dat bestaat buiten het woord, met dat waar het woord naar verwijst? Ja, dat kan, zegt Vos. Hoe? Door je tijdens het schrijven te ontdoen van het bos, en je er op hetzelfde moment door te laten vervullen. Zodra dat lukt is er geen sprake meer van een bos, net zomin als dat er sprake is van een schrijver. En het bos, vraag ik, waar is het bos gebleven? Vos lacht – het is voor het eerst dat ik hem hoor lachen. Er is niet iets anders, zegt hij.

 

 

 

 

Vanmorgen op het verboden pad. De zon was er, en de kou, en de bladeren die maar bleven vallen. In de verte het meer door de bomen en het ondoordringbare struikgewas (bramen, riet, woekerende springbalsemien) vrijwel aan het zicht onttrokken.
   Niemand te zien.

 

 

 

12 december 2019

Landschap wordt in de Van Dale omschreven als ‘landelijke omgeving voor zover men die met één blik overziet’. Landschap verwordt in deze definitie tot iets wat zich presenteert aan het oog van een waarnemer – landschap is de aanblik van het landschap. Door landschap te reduceren tot iets visueels, sluiten we onszelf af van het landschap. Het is dan ‘iets’ wat ‘voor ons ligt’, iets wat we kunnen ‘aanwijzen’ en ‘benoemen’.

Maar, zegt Vos, dat wat we kunnen aanwijzen en benoemen is niet het landschap. Landschap is niet te lokaliseren. Zodra je landschap lokaliseert (‘Kijk, daar, een dennenbos.’) raakt het los van de wereld waar het van nature toe behoort. Landschap onttrekt zich aan het oog van de waarnemer – er is pas landschap als de waarnemer er niet is, wat niet wil zeggen dat er niets wordt waargenomen.

Wie de weg naar de wolken wil kennen, schreef Hanshan – de dichter van de Koude Berg – in de zevende of achtste eeuw, de weg naar de wolken is in de leegte. Dat geldt ook voor de weg naar het landschap.

 

 

Het meisje zat op een steen met haar gezicht in de zon. Ze had haar ogen gesloten, haar handen lagen in haar schoot. Ze bewoog zich niet, ook niet toen ik langsliep. Ze zat daar gewoon, op die steen. Toen ik een half uur later terugkwam, was ze weg.

 

 

Ochtend, koud. Achter het stenen huisje aan de rivier. Gele bladeren van de populieren dwarrelen omlaag. In het weerspiegelende water zijn ze als vissen, die vanuit de diepte van de rivier naar de oppervlakte schieten. Zoef. Zoef. Zoef.

 

 

Gisteravond las ik een interview met Aaron Rose, een Amerikaanse fotograaf, die werkt met een pinhole-camera. Als hem gevraagd wordt waarom hij geen lens meer gebruikt, zegt hij: Ik houd ervan om veel tijd te nemen voor het maken van foto’s. Commerciële studio’s gebruiken vaak snelle camera’s, maar ik zie het leven niet in een vijfentwintigste van een seconde, of in een vijftigste of zestigste van een seconde. Ik beschouw dingen niet op die manier. Ik houd ervan naar dingen te kijken, om dingen te observeren. En met een pinhole-camera kan dat. Mijn belichtingstijden variëren van een minuut tot enkele dagen.1

 

 

Gisteren scheerde een laatste zwaluw over het dak van het lege huis, waar ze de zomer samen met tientallen andere zwaluwen gewoond heeft, onder de dakpannen, met uitzicht op de rivier en het veld met de distels. Nu is ze weg, en is het stil rond het lege huis. Ook de kwikstaarten zijn vertrokken.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1 Aaron Rose: Photographs. New York: Harry N. Abrams. Inc., Publishers (2001).

 

16 september 2019

In Living off Landscape: Or the Unthought-of in Reason schrijft François Jullien dat je landschap niet kunt oproepen door het eindeloos te beschrijven of in detail na te schilderen. Volgens hem wordt landschap pas zichtbaar en voelbaar wanneer de dichter of kunstenaar erin slaagt om dat wat het landschap tot landschap maakt uit te beelden – aan het landschap te ontlokken, als het ware. En dat wat het landschap tot landschap maakt heeft naar zijn idee betrekking op de beweging tussen berg en water. Landschap komt tot leven in de beweging tussen tegengestelden: bomen die oprijzen uit het vlakke land, de wind die plotseling opsteekt, het stromende water in een rivier in het bos, het veranderlijke licht. En, zegt hij, zodra de lezer of kijker het levende landschap ervaart, wordt het leven in hem of haar gewekt.

In Zwerfdagboek onderzoeken we wat dit uitgangspunt betekent voor het weergeven van landschap in teksten en beelden. We verbeelden onze ervaringen van landschap onder meer in tekeningen, foto’s, proza en poëzie, en tegelijk stellen we onszelf de (filosofische en praktische) vraag wat het oproepen van (ervaringen van) landschap betekent voor de aard van de beelden en de teksten die we maken. Om een indruk te krijgen, hieronder een paar eerste voorbeelden.

 

Specht

Er woont een groene specht in het bos. Ik weet niet waar, ik heb hem nog nooit gezien. Ik hoor alleen zijn staccato-achtige, helle lach, waar een licht-melodieuze echo in doorklinkt, ’s morgens vroeg, bij het opstaan, en soms tegen de avond, wanneer het schemert. Kjuu-kjuu-kjuu-kjuu-kjuu-kjuu-kjuu.

 

 

Grijze wolken boven de rivier./ Bladeren vallen van de bomen in het water./ Op de oever, in het gras.

 

 

Ze hebben de bomen ingepakt. Vannacht. Of gisteravond laat. Ik weet het niet. Ik heb er nog gegeten, gisteren, op die open plek in het bos. Het schemerde. Toen ik vanmorgen over het smalle pad tussen de stekelige bramenstruiken door naar diezelfde plek in het bos liep, zag ik het. De stammen waren vanaf de grond tot aan het punt waar ze zich vertakken omzwachteld met bruinlinnen lappen, als waren ze gewond. Ik heb er een poosje gezeten, tussen die bomen.

 

 

 

 

weggetje

het lege huis de distels het meidoornpad door de stekelige struiken (woeker woeker) een pad in een poel de boomstam tussen de bomen tussen de struiken de populieren wit dood de sloot over het weggetje omhoog het veld met het licht van de zon op het riet rood hoog in de niet-waaiende wind over het bruggetje door het hek langs de wei naar het water naar het altijd-stromende water naar de oeverloze bedding van het altijd-stromende water die de dichter dicht

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vos zegt dat we het transcendente niet hoeven opgeven, maar we moeten ophouden erover te denken als een vlucht in een andere wereld. Niet dat er geen andere wereld zou zijn, maar om daar te geraken, hoeven we alleen maar te luisteren naar de bomen in de wind –

 

 

15 juni 2019

In het kader van het project ‘Zwerfdagboek’ zwerf ik samen met Puck Willaarts gedurende een periode van twee jaar door een natuurgebied ten zuiden van Den Bosch, in het stroomgebied van de Dommel. Zwerven duidt in het taoïsme op een houding van ontvankelijkheid – het verwijst naar een vorm van leven zonder vooropgezet doel. Zwervend leven is gaandeweg leven; de weg ontstaat door haar te belopen.

Al zwervend door het gebied maken we foto’s, tekeningen en teksten die betrekking hebben op het landschap – niet om het ‘vast te leggen’, maar om het in al haar levendigheid (ritme en beweging) zichtbaar en voelbaar te maken. Landschap is volgens de Franse filosoof François Jullien geen deel van de natuur dat door de mens wordt waargenomen (Van Dale), maar een veranderend verschijnsel dat door een voortdurende beweging tussen polariteiten (hoog-laag, horizontaal-verticaal, scherp-vaag, licht-donker) steeds opnieuw ontstaat. Door te zwerven bestaat de mogelijkheid daar nu en dan een glimp van op te vangen Het zijn die ervaringen – ervaringen van momenten waarop het levende landschap zich toont – die we in onze beelden en teksten trachten ‘weer te geven’.

Naast François Jullien laten we ons inspireren door filosofen, schrijvers en kunstenaars als Zhuang Zi, Lao Zi, Eihei Dõgen, Ryõkan, Hanshan, Nan Shepherd, Robert MacFarlane, Annie Dillard, Vincent van Gogh, Rembrandt van Rijn, Shih-t’ao en Fabienne Verdier.

Het project mondt uit in een boek met foto’s, tekeningen, koperetsen en krijtdrukken van Puck en tekstfragmenten van mij waarin je kunt zwerven, als door een landschap. Het zwerfdagboek als natuurlandschap.

 

Primaire Sidebar

Aankomende cursussen

Er zijn geen cursussen gepland in de nabije toekomst

Nieuwsbrief

Meld je nu aan voor mijn nieuwsbrief door het onderstaande formulier in te vullen.

Copyright © 2021 Han Leeferink