In samenwerking met Puck Willaarts.
07 mei 2023
windloos –
de wind/ de harde wind
het harde licht
ruisloos
het ruisen
opgevouwen in de kromming van een blad
een insect
achter de varens/ het wegstervende geluid
van een ontwaakte kikker
(de vlucht van een zwaluw)
tussen het riet in de bladeren in het water
waait het
‘stil’
KWAAK KWAAK
sound – sensed through the bamboo
‘shhhhhhhhh’
lucht
like the spring breeze
wolkeloze lucht/
in de diepte van het water
licht _________ loos/ licht
rietlicht
windlicht
roerloos __________
‘shhhhhhhhh’
WOORDLOOS
(luister – als het waaien de zwaluw)
roerloos de reeën daar en daar en daar nog een en ook daar en ik
vloeibaar als regenachtig licht met modderige schoenen op de dijk
als de lucht grijs verwatert en de wind tussen het fonkelende jonge
het fonkelende groene –
onder een boom venkelsoep met knoflook en quinoa
*
21 december 2022
schoongewassen lucht/ onder de bomen
glasachtig
licht
zonder zon
(HOOR)
snel vallen de druppels/ traag
vallende druppels
het blijft maar regenen
onder de bomen
al is het –
tjoef, tjoef
mezen – (geen muzen)
licht/ grijs/ lichtgrijs
licht
blauwe lucht
(‘in den beginne…’)
(stilte)
metaalgrijze/ gasachtige
stof-/ stoffige –
het begint te regenen
al is het/ al – /
(droog)
de zon breekt door
meteen schieten van overal
van nergens
mezen –
tjoef, tjoef
dampen witte wolken
(LUISTER NIET – )
daar waar licht
schittert/ schettert/ pijnt
het oog
dampen
witte wolken –
(HOOR)
snel vallende/ traag
vallen
de druppels
onder de bomen
(‘er is geen begin, geen eind’)
(stilte)
overal en nergens/ al is het –
(al – )
*
21 december 2021
Vos zegt dat we het transcendente niet hoeven opgeven, maar we moeten ophouden erover te denken als een vlucht in een andere wereld. Niet dat er geen andere wereld zou zijn, maar om daar te geraken, hoeven we alleen maar te luisteren naar de bomen in de wind –
Er liep een meisje in het bos, een heel klein meisje, in een dun, flodderig jurkje en met een van ernst vertrokken gezicht. Ze mompelde wat in zichzelf, keek om zich heen, bukte zich en raapte iets van de grond, een eikel of een kastanje, ik kon niet zien wat het was. Even later raapte ze weer iets op. Ik vroeg haar wat ze zocht. Ze zei: ‘Kleine dingen om op te bijten.’
ik heb gekeken maar niet gezien geluisterd maar niet gehoord
het gefluister van het water in de bomen waar bladeren in de wind
rimpelloos golven en vissen duiken naar het licht tussen de wolken