Toespraak boekpresentatie Puck Willaarts Grafisch Atelier Den Bosch (26 november 2017)
Puck Willaarts Tekeningen (2017)
Toen Puck en ik nadachten over wie vandaag iets over de tekeningen van Puck zou kunnen zeggen, kwamen we uit bij iemand die helaas nog niet zo lang geleden is overleden en die in verschillende hoedanigheden actief was in de beeldende kunst: als kunstenaar, als kunstvernieuwer, als docent – Henk Peeters. De kunstenaars onder ons, in ieder geval de oudere, zullen zijn werk ongetwijfeld kennen. Henk Peeters maakte deel uit van de Nul-groep – een groep die streefde naar zogenaamde objectieve kunst – en maakte onder meer wattenschilderijen, kunstgraslappen, brandgaten in schuimplastic, enz. Straks wordt duidelijk waarom we aan hem dachten.
Maar nu sta ik hier, en ik vind het fijn iets over de tekeningen van Puck te mogen zeggen. Maar meer dan dat – ik zou graag iets over haar werk in het algemeen willen vertellen en over de ontwikkeling die ze als kunstenaar de afgelopen jaren heeft doorgemaakt. En daarmee als mens, voeg ik er meteen aan toe, want die twee zijn bij Puck niet te scheiden.
Wie de moeite neemt eens op de website van Puck te kijken, vindt onder het kopje ‘Aantekeningen’ de meest wonderlijke uitspraken afkomstig van een bont gezelschap van kunstenaars, filosofen, taoïsten – en natuurlijk van haarzelf. Een voorbeeld van zo’n uitspraak: Als je niet in jezelf vastzit, dan openbaren zich de dingen aan je. Beweeg als water, wees stil als een spiegel, antwoord als een echo. Een tweede voorbeeld: Waar het om gaat is stil-zijn. Stil-zijn betekent: niets willen en ontvankelijk zijn. Dan gebeurt er iets. Twee uitspraken (de eerste komt uit de Zhuangzi, een van de twee grondteksten van het taoïsme; de tweede is van haarzelf), twee uitspraken die wijzen op het belang van stilte en openheid – wanneer je stil en open bent, niet iets wilt, niet vasthoudt aan wat je al kent, dan wordt er iets nieuws geboren. Dat kun je niet afdwingen – je kunt je er hooguit voor openen. En dat openen vraagt om een houding van aandacht, van stilte, van aanwezig-zijn bij de dingen.
Wie weleens op het atelier van Puck is geweest, herinnert zich wellicht de talloze briefjes die overal hangen en liggen – aan de muur, op haar werktafel, op kasten en deuren – waarop hetzelfde type uitspraken geschreven staat, als om zichzelf voortdurend te herinneren aan deze houding van aandacht en stilte, alsof ze zich steeds weer wil inprenten: hier gaat het om, dit is wat ik belangrijk vind, want we laten ons o zo snel weer afleiden door – ja, door wat niet eigenlijk… En het is mijns inziens precies deze houding van stilte waarvan haar werk doortrokken is; haar werk van de afgelopen jaren, maar ook de tekeningen van de chimpansees in het boek dat ze vandaag presenteert.
In de tijd dat Puck op de kunstacademie zat, werd er door de docenten gehamerd op het belang van een eigen thema. Een echte kunstenaar had een thema. Maar, vertelde Puck me laatst, de meesten waren helemaal niet bezig met een thema – en zij al helemaal niet. Ze wilde tekenen, schilderen, dingen maken; daarvoor was ze naar de kunstacademie gegaan – en nu moest ze opeens een thema hebben. ‘Op de kunstacademie werd je, nog voor je überhaupt kunstenaar was, al verpest door je in een concept te drukken,’ zei Puck in datzelfde gesprek. Maar dat wist ze toen nog niet. En dus brak ze zich het hoofd over een thema. En het moest niet zomaar een thema zijn, nee, het moest jouw thema zijn, een uniek, authentiek thema. Wanneer ze in de trein zat en naar buiten keek, dacht ze: ik moet een thema hebben. En dan zag ze een vervallen boerderij met een oude, afgebladderde gevel – en dacht ze: misschien is dat mijn thema.
Het doet me denken aan het voorwoord van Ilja Pfeijffer bij een dichtbundel van Lucebert. Pfeijffer schrijft daarin dat hij heel graag dichter wilde worden, en het ene gedicht na het andere schreef – allemaal even slecht. Tot hij op een dag de gedichten van Lucebert las en hem de schellen van de ogen vielen – zo kon het ook. Hij voelde in Lucebert’s werk de vrijheid en het plezier van het dichten, en ontdekte dat hijzelf probeerde om gedichten te schrijven in plaats van te dichten. Hij zocht naar thema’s, had ideeën over hoe een gedicht behoorde te zijn, maar het ontbrak hem aan vrijheid om gewoon te schrijven.
En die vrijheid – daar is het Puck om te doen. In het interview met Puck over haar werk, dat is opgenomen in het boek, zegt ze: ‘Mijn werk gaat over vrijheid – over het onbepaalde, het niet-identificeerbare’. Puck wil de kijker niet iets opdringen, maar ze wil iets voelbaar en zichtbaar maken wat in wezen ongrijpbaar is, en dat zich nu en dan – als het meezit – toont in de stilte.
Dat is een opvatting – of noem het voor mij part: een thema – die ze gedurende haar leven als kunstenaar gaandeweg heeft ontdekt: in haar schilderijen, in haar foto’s, in haar tekeningen… En de vorm die ze gebruikt om dat te realiseren, is – met name – de lijn, of nog specifieker: de lijntekening. Ook dat is geen bewuste keuze geweest, ook dat is iets wat ze op een gegeven moment heeft ontdekt.
Hoewel Puck al sinds haar negende weet dat ze niets liever doet dan tekenen, is dat tekenen ook heel lang een worsteling voor haar geweest. Toen ik Puck leerde kennen – in 1995 – schilderde ze portretten op soms zeer grote doeken. Een van de dingen die ze in die tijd graag wilde, met onder meer het werk van Picasso als inspiratiebron, was om haar schilderijen meer ‘in te vullen’, ‘reliëf te geven’ – ze wilde schilderen als een schilder en niet schilderen als een tekenaar. En hoe meer ze dat probeerde, hoe kaler en leger haar schilderijen werden – tot er niet meer overbleef dan een enkelvoudige lijn… Ik weet nog dat ik er soms erg om moest lachen. Weer niet gelukt – maar ze was heel tevreden over het resultaat. Steeds opnieuw kwam ze uit bij het tekenen van een lijn.
Maar dat betekende niet dat ze ook meer ging tekenen; het tekenen gebruikte ze bij wijze van voorstudie. Hoe vaak heb ik haar niet horen zeggen: tekenen is een hulpmiddel, ik moet er niet te veel tijd insteken, ik moet me richten op één discipline: de fotografie. Maar keer op keer bleek, vergelijkbaar met die terugkerende lijn in haar werk, dat ze toch weer aan het tekenen was. Het kunstenaarschap, zoveel is wel duidelijk, laat zich niet in een bepaalde richting dwingen. Een paar jaar geleden raakte dat kunstenaarschap van Puck in een stroomversnelling: Puck raakte geïnteresseerd in een studie van David Hockney over perspectief, ze ging als gevolg daarvan kijken naar Chinese teken- en schilderkunst, ze begon met het lezen van taoïstische teksten en ze sloot zich aan bij de leesgroep van René Ransdorp, een sinoloog die veel gepubliceerd heeft over het taoïsme. Puck herkende zichzelf en haar kunstenaarschap in deze Chinese teksten en afbeeldingen… De stilte van het landschap. De suggestieve kracht van de lijn. Het verlangen iets te tonen dat in wezen niet-toonbaar is. Het belang van een houding van aandacht.
Het tekenen waar ze zolang mee geworsteld had begon vanzelf te gaan, en de ene na de andere tekening verscheen; tekeningen die leven en beweging suggereren, maar tegelijkertijd heel stil zijn: vormen die het midden houden tussen vallende bladeren en opvliegende vogels; afbeeldingen van Peng, die reusachtige, mythische oervogel uit het taoïsme die drieduizend mijl over het water loopt om te kunnen opstijgen; de wind in een berglandschap van Hercules Segers… Je zou kunnen zeggen dat Puck het zoeken heeft losgelaten waardoor ze kon vinden.
En toen ze gevonden had, keek ze in verwondering achterom. En wat ze zag was een stoet van stille beelden die helemaal terugging tot aan haar tijd op de kunstacademie. Ze zag zichzelf weer staan tijdens haar eindexamenpresentatie met een map vol tekeningen op een tafeltje achter haar en een eindexamengecommitteerde die die map doorbladerde, en die op een gegeven moment uitriep: ‘Tjonge, wat kan die meid tekenen!’ En die gecommitteerde die dat riep was Henk Peeters, en de tekeningen in die map zijn de tekeningen die Puck vandaag presenteert in dit prachtige boek. En die tekeningen sluiten naadloos aan bij het werk dat ze nu maakt, en datzelfde geldt voor haar manier van werken. Toen ik haar een poos geleden vroeg waarom ze in die tijd apen tekende, antwoordde ze: ‘Ik woonde destijds in Arnhem en ik had een abonnement op Burgers’ Dierenpark. Ik vond het leuk om dieren te tekenen. En omdat het winter was en die chimpansees binnen zaten, ben ik die gaan tekenen want in dat verblijf was het lekker warm.’ (We verwachten van kunstenaars de meest diepzinnige antwoorden maar ze blijken vaak heel eenvoudig.) In het interview in dit boek zegt Puck dat de tekeningen zo kaal en leeg zijn geworden omdat ze zo weinig tijd had om te tekenen: apen blijven immers niet zitten tot jij je tekening afhebt. Ik vind het een mooi voorbeeld van hoe Puck werkt: intuïtief, van nature de omstandigheden volgend – en die van haarzelf, want het feit dat ze momenteel tekeningen maakt van sloten (die echt niet weglopen) waarbij ze zich niet richt op het water, het riet langs de kant, de omtrek van de bladeren van de lelies, maar op de beweging van het water, het riet en de bladeren, laat zien dat wat ten diepste aanwezig is, zich niet laat verloochenen. Het gaat Puck om het vinden van een houding waarin ze het niet-tastbare als het ware op heterdaad kan betrappen. En die houding was er al bij het maken van de tekeningen die ze vandaag in dit boek presenteert.
Dank jullie wel voor jullie aandacht.