Toespraak boekpresentatie zwerfdagboek van Han Leeferink en Puck Willaarts, Grafisch Atelier Den Bosch (8 juni 2024)
In het China van de vijfde tot grofweg de zeventiende eeuw schilderden schilders landschap in transitie: van mooi weer naar slecht weer, van middag naar avond. De schilder legde niet iets vast, immobiliseerde landschap niet tot iets wat ís, tot iets wat bepááld is. Nee, hij schilderde modificaties – de beweging tussen verschijnen en verdwijnen, tussen ‘er is’ en ‘er is niet’, een beweging die in de ogen van de Chinezen zo natuurlijk was als ademhalen. Daarbij ging het niet alleen om het weergeven van verandering (bergen die opdoemen of verdwijnen in de mist); elke geschilderde vorm was meteen ook doortrokken van niet-vorm, van de afwezigheid van vorm, van leegte. Een leegte die niet leeg was, maar vol van ‘wind en licht’ – of van wat in de Chinese theorie over schilderkunst ook wel wordt aangeduid als een levende en beweeglijke tonaliteit en atmosfeer. Zonder die niet-lege leegte in de geschilderde vorm was er geen landschap. De tegenstelling tussen aanwezig en afwezig bestond niet in de klassieke Chinese schilderkunst; wat bestond was transitie.
Dat is wat ons gedurende het werken aan zwerfdagboek fascineerde, en nog steeds fascineert: het verbeelden van landschap in transitie, of liever, het verbeelden van landschap áls transitie – als de beweging tussen verschijnen en verdwijnen, tussen wat zichtbaar is en wat niet zichtbaar is. Het schilderen van bergen in de zon of van bergen in de regen is voor een schilder heel eenvoudig, merkt een Chinese kunstcriticus ergens rond het jaar 1000 op. Maar een landschap in verandering, opkomend en verdwijnend, tussen ‘er is’ en ‘er is niet’, dat is wat moeilijk is om weer te geven. Een opmerking die bij ons aanvankelijk vooral vragen opriep. Wat moest je je bijvoorbeeld voorstellen bij ‘er is niet’? Een lege vlakte? Kon je je er wel iets bij voorstellen? Onttrok het zich niet aan je geestesoog? Was het überhaupt wel ‘iets’? En als het niet ‘iets’ was, hoe gaf je dat dan weer op papier? En hoe werkte dat in de dichtkunst, met woorden, woorden die per definitie naar iets lijken te verwijzen? Want ook in de klassieke Chinese dichtkunst werd landschap opgeroepen als een verschijnsel in transitie, als een ‘ademende’ beweging tussen verschijnen en verdwijnen, tussen aanwezig en afwezig, tussen vorm en leegte.
Toen bij ons het idee ontstond om landschap vanuit dit Chinese perspectief te verbeelden, hadden we geen idee hoe we dat moesten aanpakken. Zo veel vragen, zo weinig antwoorden. Het enige wat we wisten was dat we dit wilden, dat we dit heel graag wilden. Ondanks al onze vragen hadden we het gevoel dat het klopte: de wijze waarop klassieke Chinese landschapsschilders landschap verbeelden. Ja, zo is het, riepen we wanneer we lazen dat het bij het oproepen van landschap in eerste instantie niet gaat om het weergeven van bomen, wolken, velden, rivieren…, maar om het voelbaar maken van een zekere resonantie, een voortdurende weerklank van een intern ritme. Ja, zo is het precies, dachten we als we bij het bestuderen van klassieke Chinese landschapspoëzie ontdekten dat landschap in de taal pas werkelijk tot leven komt zodra de woorden zich ontdoen van hun betekenende functie, en de expressie van het gedicht heel leeg en heel levend is.
We hadden het gevoel dat het klopte: de benadering van landschap als een beweging tussen berg en water, tussen het zichtbare en het niet-zichtbare, het stabiele en het fluïde, het ondoorschijnende en het transparante; de werking van landschap als levensritme, ademritme.
Dus zijn we maar gewoon begonnen.
Inmiddels zijn we vijf jaar verder – en ligt er een boek. Vijf enerverende jaren van tekenen, etsen, fotograferen, schrijven, studeren. We hebben in die jaren ontelbaar veel keren in het bos gezeten: aan de rivier, onder de kastanje, in het veld, achter de varens, ’s morgens vroeg, aan het eind van de middag, in de zon, in de regen (maar eerlijk gezegd wel vaker in de zon dan in de regen). Jaren waarin we geëxperimenteerd hebben met het tekenen van vloeiende lijnen; het weergeven van wat niet zichtbaar maar wel degelijk aanwezig is; het zicht- en voelbaar maken van het ritme van het water, de wind, de wolken, het veranderlijke licht… Jaren waarin we geoefend hebben met de daoïstische houding van niet-doen (wuwei): niet zelf iets (willen) maken maar landschap de ruimte laten zichzelf te verbeelden. Jaren waarin we al werkende en lezende vertrouwd raakten met een benadering van landschap waarin het onderscheid tussen mens en omgeving niet bestaat. In de Chinese landschapsfilosofie, schrijft François Jullien in Living of Landscape, blijft het menselijke impliciet. Je staat niet tegenover het landschap; je maakt er onlosmakelijk deel vanuit. Dat is vermoedelijk de reden dat we ons er zo thuis voelen – in het landschap. Het is in het landschap waar volgens de klassieke Chinese landschapsschilder Guo Xi onze oorspronkelijke natuur herboren wordt. Wandelend, in zichzelf fluitend, vrij en onbekommerd, tussen water en rotsen, schrijft hij, dat is wat altijd vreugde geeft.
zwerfdagboek is onze (eerste) poging om in onze tijd, in onze (culturele) omgeving en beïnvloed door tal van andere kunstenaars en dichters dan de klassieke Chinese het onophoudelijk veranderende landschap op te roepen in teksten en beelden. We hebben ons daarbij beperkt tot een geografisch gezien klein natuurgebied ten zuiden van ’s-Hertogenbosch, in het stroomgebied van de Dommel, dat in zijn continue veranderlijkheid oneindig groot bleek te zijn. Steeds weer keerden we terug naar dezelfde plekken en elke keer ontstonden er andere lijnen, andere woorden, andere vormen om dat wat steeds hetzelfde en toch elke keer weer anders is te verbeelden.
Naast tekeningen, etsen, krijtdrukken, pinholes, landschapspoëzie en dagboeknotities bevat zwerfdagboek filosofische fragmenten – fragmenten over de benadering van landschap als berg-water en de betekenis daarvan voor het verbeelden van landschap. In tegenstelling tot Europa heeft China filosofie en de kunsten nooit strikt van elkaar gescheiden. Landschapspoëzie, maar vooral ook landschapsschilderkunst, is in China van meet af aan verbonden met Chinese, en in het bijzonder daoïstische, denkbeelden. Ook in zwerfdagboek worden genres niet strikt van elkaar gescheiden. We hopen vooral dat die verscheidenheid aan teksten en beelden bijdraagt aan wat ons voortdurend, en in steeds grotere mate, bezighoudt: het verbeelden van landschap als transitie – berg-water.
Willen we iets bereiken met het boek? Die vraag werd ons tijdens het werken aan zwerfdagboek nu en dan gesteld. Of we er iets mee voor ogen hadden? Misschien dit: het verlangen dat er in het verbeelde iets doorwasemt van het levende, veranderlijke landschap – iets wat ons in al zijn openheid, natuurlijkheid, vitaliteit en onbegrensdheid doet (her)ademen.
Een boek maak je niet alleen. Ook zwerfdagboek is dankzij de steun en inzet van velen tot stand gekomen. Een paar mensen willen we hier graag noemen. Allereerst Hapé Smeele van Uitgeverij Nachtwind. Hapé, nadat je door ziekte in eerste instantie had besloten om het boek niet uit te geven (je kon de verantwoordelijkheid voor zo’n groot project op dat moment niet dragen), zei je er meteen bij dat je het heel belangrijk vond dat zwerfdagboek er zou komen. En dat op basis van een pdf met slechts een handvol teksten en beelden. Dank je wel voor het vertrouwen in ons en in dit project. Dan Michiel Hofmans, onze lithograaf, en daarmee verantwoordelijk voor de kwaliteit van de afgedrukte beelden in het boek. En die kwaliteit is hoog. Dank je wel, Michiel, voor het prachtige werk dat je hebt geleverd. Ook willen we een paar mensen bedanken die er vandaag niet bij konden zijn, maar die wel een onmisbare bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van het boek. Jochem en Tamara van drukkerij Raddraaier, en het team van boekbinderij Van Hees-Patist. Je kunt nog zulk mooi werk maken, zonder een goede drukker en binder heb je geen mooi boek. Dank jullie wel voor jullie persoonlijke en zorgvuldige manier van werken. Herman Jansen, onze tekstcorrector. Herman corrigeert sneller dan zijn schaduw. Ik weet nog dat we hem op een zondag het complete boek stuurden met de vraag of hij de komende twee weken tijd had om naar de teksten te kijken. De volgende dag hadden we het hele boek met correcties en al alweer terug. Ik heb er maar wat vaart achter gezet, schreef hij erbij, en ander werk naar morgen verschoven. Dank je wel, Herman. Willie Hopman, hier vandaag wel degelijk aanwezig, zonder jou was dit hele project überhaupt niet mogelijk geweest. Jouw gulheid biedt ons de mogelijkheid om te doen wat we het liefste doen: schrijven en kunst maken. Heel veel dank daarvoor. Verder willen we graag Marie-Louise Wasiela en Peter Koene van het Grafisch Atelier bedanken voor hun hulp bij het organiseren van deze middag en voor de mogelijkheid hier vandaag te gast te zijn. Nanette en Jenetta, dank jullie wel voor jullie hulp bij de verkoop van het boek. En natuurlijk Ton en John, dank voor jullie levendige muzikale bijdrage.
En dan heb ik één iemand nog niet genoemd, iemand met wie we het ongelooflijk getroffen hebben, onze fantastische vormgever Angelique Kleijne. Angelique, jij hebt op basis van een paar gesprekken en een paar inleidende teksten heel snel en heel goed aangevoeld wat we met dit boek voor ogen hadden, en wat het boek zou moeten uitademen. Elke keer als je ons een concept-ontwerp stuurde van een deel van het boek, voelde als een cadeautje. En vrijwel elke keer zeiden we na het bekijken van het ontwerp tegen elkaar: ja, het is goed zo, het is prachtig. Naast je taak als vormgever nam je bovendien ook meteen maar de hele organisatie voor het realiseren van het boek op je: je onderhield de contacten met Michiel en de drukker, je regelde afspraken met hen in Amsterdam en ging zelf ook meteen maar mee naar die afspraken. Verder heb je geregeld dat je in augustus de etalage van De Eerste Bergensche Boekhandel in Bergen kunt inrichten met beelden en teksten uit zwerfdagboek. En maandag, overmorgen al, doe je datzelfde voor de etalage van boekhandel Adriaan Heinen hier in Den Bosch. En zo kan ik nog wel een poosje doorgaan. Angelique, we zijn ontzettend blij dat we je hebben leren kennen en met al het mooie werk dat je voor ons hebt gedaan. We willen jou dan ook graag het symbolisch eerste exemplaar van zwerfdagboek aanbieden.
Tot slot, heel erg fijn dat jullie hier vanmiddag met zovelen aanwezig zijn om met ons het verschijnen van zwerfdagboek te vieren. Het boek is uiteraard te koop. Er is soep, er zijn drankjes. En ik wil jullie graag wijzen op de mogelijkheid een exemplaar van het literaire tijdschrift Elders literair aan te schaffen. Vrijdag 24 mei is in Gent het derde papieren nummer van het tijdschrift gelanceerd. Puck en ik hebben allebei een bijdrage geleverd aan dat nummer: van Puck staan er vijf pinholes in, van mij een verhaal, met de titel De ommuurde tuin. Een aardig detail: het verhaal speelt zich af in dezelfde omgeving als waar zwerfdagboek zich afspeelt. Je kunt bij Kees en Els van Elders literair het nummer kopen.
En dan is het nu FEEST!
Toespraak boekpresentatie Tekeningen van Puck Willaarts, Grafisch Atelier Den Bosch (26 november 2017)
Toen Puck en ik nadachten over wie vandaag iets over de tekeningen van Puck zou kunnen zeggen, kwamen we uit bij iemand die helaas nog niet zo lang geleden is overleden en die in verschillende hoedanigheden actief was in de beeldende kunst: als kunstenaar, als kunstvernieuwer, als docent – Henk Peeters. De kunstenaars onder ons, in ieder geval de oudere, zullen zijn werk ongetwijfeld kennen. Henk Peeters maakte deel uit van de Nul-groep – een groep die streefde naar zogenaamde objectieve kunst – en maakte onder meer wattenschilderijen, kunstgraslappen, brandgaten in schuimplastic, enz. Straks wordt duidelijk waarom we aan hem dachten.
Maar nu sta ik hier, en ik vind het fijn iets over de tekeningen van Puck te mogen zeggen. Maar meer dan dat – ik zou graag iets over haar werk in het algemeen willen vertellen en over de ontwikkeling die ze als kunstenaar de afgelopen jaren heeft doorgemaakt. En daarmee als mens, voeg ik er meteen aan toe, want die twee zijn bij Puck niet te scheiden.
Wie de moeite neemt eens op de website van Puck te kijken, vindt onder het kopje ‘Aantekeningen’ de meest wonderlijke uitspraken afkomstig van een bont gezelschap van kunstenaars, filosofen, taoïsten – en natuurlijk van haarzelf. Een voorbeeld van zo’n uitspraak: Als je niet in jezelf vastzit, dan openbaren zich de dingen aan je. Beweeg als water, wees stil als een spiegel, antwoord als een echo. Een tweede voorbeeld: Waar het om gaat is stil-zijn. Stil-zijn betekent: niets willen en ontvankelijk zijn. Dan gebeurt er iets. Twee uitspraken (de eerste komt uit de Zhuangzi, een van de twee grondteksten van het taoïsme; de tweede is van haarzelf), twee uitspraken die wijzen op het belang van stilte en openheid – wanneer je stil en open bent, niet iets wilt, niet vasthoudt aan wat je al kent, dan wordt er iets nieuws geboren. Dat kun je niet afdwingen – je kunt je er hooguit voor openen. En dat openen vraagt om een houding van aandacht, van stilte, van aanwezig-zijn bij de dingen.
Wie weleens op het atelier van Puck is geweest, herinnert zich wellicht de talloze briefjes die overal hangen en liggen – aan de muur, op haar werktafel, op kasten en deuren – waarop hetzelfde type uitspraken geschreven staat, als om zichzelf voortdurend te herinneren aan deze houding van aandacht en stilte, alsof ze zich steeds weer wil inprenten: hier gaat het om, dit is wat ik belangrijk vind, want we laten ons o zo snel weer afleiden door – ja, door wat niet eigenlijk… En het is mijns inziens precies deze houding van stilte waarvan haar werk doortrokken is; haar werk van de afgelopen jaren, maar ook de tekeningen van de chimpansees in het boek dat ze vandaag presenteert.
In de tijd dat Puck op de kunstacademie zat, werd er door de docenten gehamerd op het belang van een eigen thema. Een echte kunstenaar had een thema. Maar, vertelde Puck me laatst, de meesten waren helemaal niet bezig met een thema – en zij al helemaal niet. Ze wilde tekenen, schilderen, dingen maken; daarvoor was ze naar de kunstacademie gegaan – en nu moest ze opeens een thema hebben. ‘Op de kunstacademie werd je, nog voor je überhaupt kunstenaar was, al verpest door je in een concept te drukken,’ zei Puck in datzelfde gesprek. Maar dat wist ze toen nog niet. En dus brak ze zich het hoofd over een thema. En het moest niet zomaar een thema zijn, nee, het moest jouw thema zijn, een uniek, authentiek thema. Wanneer ze in de trein zat en naar buiten keek, dacht ze: ik moet een thema hebben. En dan zag ze een vervallen boerderij met een oude, afgebladderde gevel – en dacht ze: misschien is dat mijn thema.
Het doet me denken aan het voorwoord van Ilja Pfeijffer bij een dichtbundel van Lucebert. Pfeijffer schrijft daarin dat hij heel graag dichter wilde worden, en het ene gedicht na het andere schreef – allemaal even slecht. Tot hij op een dag de gedichten van Lucebert las en hem de schellen van de ogen vielen – zo kon het ook. Hij voelde in Lucebert’s werk de vrijheid en het plezier van het dichten, en ontdekte dat hijzelf probeerde om gedichten te schrijven in plaats van te dichten. Hij zocht naar thema’s, had ideeën over hoe een gedicht behoorde te zijn, maar het ontbrak hem aan vrijheid om gewoon te schrijven.
En die vrijheid – daar is het Puck om te doen. In het interview met Puck over haar werk, dat is opgenomen in het boek, zegt ze: ‘Mijn werk gaat over vrijheid – over het onbepaalde, het niet-identificeerbare’. Puck wil de kijker niet iets opdringen, maar ze wil iets voelbaar en zichtbaar maken wat in wezen ongrijpbaar is, en dat zich nu en dan – als het meezit – toont in de stilte.
Dat is een opvatting – of noem het voor mij part: een thema – die ze gedurende haar leven als kunstenaar gaandeweg heeft ontdekt: in haar schilderijen, in haar foto’s, in haar tekeningen… En de vorm die ze gebruikt om dat te realiseren, is – met name – de lijn, of nog specifieker: de lijntekening. Ook dat is geen bewuste keuze geweest, ook dat is iets wat ze op een gegeven moment heeft ontdekt.
Hoewel Puck al sinds haar negende weet dat ze niets liever doet dan tekenen, is dat tekenen ook heel lang een worsteling voor haar geweest. Toen ik Puck leerde kennen – in 1995 – schilderde ze portretten op soms zeer grote doeken. Een van de dingen die ze in die tijd graag wilde, met onder meer het werk van Picasso als inspiratiebron, was om haar schilderijen meer ‘in te vullen’, ‘reliëf te geven’ – ze wilde schilderen als een schilder en niet schilderen als een tekenaar. En hoe meer ze dat probeerde, hoe kaler en leger haar schilderijen werden – tot er niet meer overbleef dan een enkelvoudige lijn… Ik weet nog dat ik er soms erg om moest lachen. Weer niet gelukt – maar ze was heel tevreden over het resultaat. Steeds opnieuw kwam ze uit bij het tekenen van een lijn.
Maar dat betekende niet dat ze ook meer ging tekenen; het tekenen gebruikte ze bij wijze van voorstudie. Hoe vaak heb ik haar niet horen zeggen: tekenen is een hulpmiddel, ik moet er niet te veel tijd insteken, ik moet me richten op één discipline: de fotografie. Maar keer op keer bleek, vergelijkbaar met die terugkerende lijn in haar werk, dat ze toch weer aan het tekenen was. Het kunstenaarschap, zoveel is wel duidelijk, laat zich niet in een bepaalde richting dwingen. Een paar jaar geleden raakte dat kunstenaarschap van Puck in een stroomversnelling: Puck raakte geïnteresseerd in een studie van David Hockney over perspectief, ze ging als gevolg daarvan kijken naar Chinese teken- en schilderkunst, ze begon met het lezen van taoïstische teksten en ze sloot zich aan bij de leesgroep van René Ransdorp, een sinoloog die veel gepubliceerd heeft over het taoïsme. Puck herkende zichzelf en haar kunstenaarschap in deze Chinese teksten en afbeeldingen… De stilte van het landschap. De suggestieve kracht van de lijn. Het verlangen iets te tonen dat in wezen niet-toonbaar is. Het belang van een houding van aandacht.
Het tekenen waar ze zolang mee geworsteld had begon vanzelf te gaan, en de ene na de andere tekening verscheen; tekeningen die leven en beweging suggereren, maar tegelijkertijd heel stil zijn: vormen die het midden houden tussen vallende bladeren en opvliegende vogels; afbeeldingen van Peng, die reusachtige, mythische oervogel uit het taoïsme die drieduizend mijl over het water loopt om te kunnen opstijgen; de wind in een berglandschap van Hercules Segers… Je zou kunnen zeggen dat Puck het zoeken heeft losgelaten waardoor ze kon vinden.
En toen ze gevonden had, keek ze in verwondering achterom. En wat ze zag was een stoet van stille beelden die helemaal terugging tot aan haar tijd op de kunstacademie. Ze zag zichzelf weer staan tijdens haar eindexamenpresentatie met een map vol tekeningen op een tafeltje achter haar en een eindexamengecommitteerde die die map doorbladerde, en die op een gegeven moment uitriep: ‘Tjonge, wat kan die meid tekenen!’ En die gecommitteerde die dat riep was Henk Peeters, en de tekeningen in die map zijn de tekeningen die Puck vandaag presenteert in dit prachtige boek. En die tekeningen sluiten naadloos aan bij het werk dat ze nu maakt, en datzelfde geldt voor haar manier van werken. Toen ik haar een poos geleden vroeg waarom ze in die tijd apen tekende, antwoordde ze: ‘Ik woonde destijds in Arnhem en ik had een abonnement op Burgers’ Dierenpark. Ik vond het leuk om dieren te tekenen. En omdat het winter was en die chimpansees binnen zaten, ben ik die gaan tekenen want in dat verblijf was het lekker warm.’ (We verwachten van kunstenaars de meest diepzinnige antwoorden maar ze blijken vaak heel eenvoudig.) In het interview in dit boek zegt Puck dat de tekeningen zo kaal en leeg zijn geworden omdat ze zo weinig tijd had om te tekenen: apen blijven immers niet zitten tot jij je tekening afhebt. Ik vind het een mooi voorbeeld van hoe Puck werkt: intuïtief, van nature de omstandigheden volgend – en die van haarzelf, want het feit dat ze momenteel tekeningen maakt van sloten (die echt niet weglopen) waarbij ze zich niet richt op het water, het riet langs de kant, de omtrek van de bladeren van de lelies, maar op de beweging van het water, het riet en de bladeren, laat zien dat wat ten diepste aanwezig is, zich niet laat verloochenen. Het gaat Puck om het vinden van een houding waarin ze het niet-tastbare als het ware op heterdaad kan betrappen. En die houding was er al bij het maken van de tekeningen die ze vandaag in dit boek presenteert.
Dank jullie wel voor jullie aandacht.