De oosthoek van de Melkweg, een roman in voorbereiding, bestaat uit vier delen. Hieronder een fragment uit deel 2.
Zijn vader woonde in een gerestaureerd landhuis met een zwembad en uitzicht op de Ierse zee. Op de oprit voor het huis stond een sportwagen en verderop, naast een paardenbox, stond er nog een. Toen ze de auto wilden parkeren, kwam zijn vader net naar buiten. Hij droeg een grijs geruite broek, een geel poloshirt en een baseballpet. Hij stond op het punt naar de golfbaan te gaan.
Of hij meeging, dan konden ze onder het spelen een beetje met elkaar babbelen.
Het feit dat hij nog nooit gegolfd had, wuifde zijn vader met een handzwaai weg. ‘Dat wordt dan tijd,’ zei hij. Golfen was een kwestie van beschaving: je voelde je een met de natuur, je ademde de stilte, en de mensen gedroegen zich stuk voor stuk welgemanierd.
Iedereen in Ierland golfde.
Kathy, zijn vriendin, zou Renske intussen wegwijs maken in het huis.
Nog voor hij goed en wel een beslissing had kunnen nemen, zat hij al naast zijn vader in de auto en reden ze met een rotgang in de richting van het dorp.
Alles was groot aan zijn vader: zijn lijf, zijn uitspraken, zijn gebaren. Hij sprak met een hand aan het stuur over de grootsheid van het Ierse landschap (‘Welvend als het lichaam van een vrouw.’), de grootsheid van de Ierse bevolking (‘Een volk met kloten.’), de grootsheid van het Ierse temperament (‘Niet zeuren, maar poetsen.’); kortom: over de grootsheid van alles wat Iers was, waarbij hij met zijn andere, vrije hand zwaaiende bewegingen maakte, als om zijn beweringen kracht bij te zetten.
Hij was grijzer geworden, zijn vader. Uiteraard. Zijn haar krulde in zilvergrijze plukken onder zijn pet uit. En hij had een buikje. Maar het was onmiskenbaar een knappe man – dat kon hij zelfs zien. Hij had hoekige gelaatstrekken, een rechte neus en volle wenkbrauwen, die in tegenstelling tot zijn haar nog nagenoeg zwart waren.
Hij zocht in het gezicht van zijn vader naar trekken van hemzelf, naar iets dat hem ervan kon overtuigen dat deze man die naast hem zat en die hij in geen jaren had gezien werkelijk zijn vader was, maar kon niets vinden. Toen hij dat later aan Renske vertelde, schoot ze in de lach. ‘Jullie lijken als twee druppels water op elkaar.’
Op de golfbaan stelde zijn vader hem aan iedereen die ze maar tegenkwamen met een klap op de schouder voor. ‘Dit is mijn zoon.’ Dan lachte hij breeduit en keek naar hem, alsof het nu zijn beurt was om te zeggen: ‘Dit is mijn vader.’
Hij kreeg een club in zijn handen geduwd en zijn vader legde hem de basisbeginselen van de golfswing uit. En hoewel hij negen van de tien keer over de bal heensloeg, vond zijn vader het na tien minuten oefenen welletjes; hij deed het volgens hem ‘fantastisch’.
Tijdens het spelen kwam van dat ‘samen babbelen’ weinig terecht – zijn vader praatte aan een stuk door over dingen die hem niet interesseerden: de dreigende economische crisis, de winst van Ierland op Nederland in de WK-kwalificatiereeks (het duurde even voor hij begreep dat het over voetbal ging), een restaurant in de buurt waar je voortreffelijk wild kon eten. Tussendoor nam hij af en toe een slok uit een soort veldfles, waar een zelf gebrouwen likeurtje in zat, waardoor hij binnen de kortste keren was aangeschoten. Dat mocht niet op de baan, drinken, gaf hij toe, maar je mocht ook niet van de Eiffeltoren naar beneden pissen. En dat gebeurde ook. Hoewel die vergelijking welbeschouwd natuurlijk nergens op sloeg, ook dat gaf hij toe.
Hij lachte en nam nog een slok. ‘Op jou,’ zei hij, ‘en je sexy vriendinnetje.’
De volgende paar fragmenten komen uit deel 3.
Zaterdag (dagboek Axl)
Mama en F. praten steeds vaker over verhuizen. Ze willen naar A. Dat is makkelijk voor mama, in verband met haar werk. En voor ons, voor Lisa en mij. Dan hoeven we niet elke dag dat hele stuk naar school te fietsen. Zegt mama. Zodra ze het erover hebben begint het te waaien in mijn hoofd, zijn er de woorden.
(snotkop, klootzak, sloerieslons, kutwijf –)
Dan ga ik naar boven, doe ik oordopjes in, mompel ik de woorden van de vloeibare engel die niet geboren is, en wacht ik tot de wind gaat liggen en die andere woorden verdwenen zijn.
(…)
Ik moet strenger zijn voor mezelf.
Veel strenger.
Ongedateerd fragment (dagboek Axl)
F. en de tweeling waren er. We hebben met z’n allen ontbeten. F. vertelde dat mama en hij morgen naar een huis gaan kijken. Lisa wilde mee, maar ze heeft les. Ik heb geen les, maar ik zei dat ik moest leren.
Mama: ‘Het duurt niet lang, Axl.’
Ik zei dat ik niet kon. Dat ik een proefwerk had. ‘Ik moet leren,’ zei ik.
F.: ‘Alleen maar even heen en terug.’
Ik zei dat ik niet kon.
(…)
In de polder geweest. De zon was er, en de eerste lammetjes waren er. Ik zat langs de sloot op een plek waar het stil was en niet waaide.
Ik had de woorden op een briefje geschreven, maar heb het briefje weer weggegooid omdat veel woorden het niet deden. De andere waren makkelijk te onthouden:
De regen is opgehouden, de wolken zijn weggedreven, de lucht is opgeklaard. Verlaat deze wereld, verlaat jezelf –
(…)
Cassettebandopname (Axl en Lisa)
Rommelige geluiden, gelach, Lisa zegt iets, maar het is niet te verstaan omdat de stem van Axl erdoorheen klinkt: ‘Meimaand, de maand van Moeder Gods, de heilige Maria.’
Lisa: ‘Dit is niks.’
(gerommel aan de cassetterecorder)
Axl: ‘Niet wissen!’
Lisa: ‘Waarom niet? Het is waardeloos.’
Axl: ‘Het is juist hartstikke goed.’
Lisa: ‘Ik zet hem uit.’
Axl: ‘Niet doen.’
(gerommel, geruis)
Lisa: ‘Axl, nee, laat los, auw auw, Axl!’ (ruisende geluiden, een bonk, alsof iets of iemand op de grond valt) ‘Axl, ik ga gillen hoor. Ieieieie.’ (Axl lacht)
Axl: ‘We proberen het nog één keer.’
(stilte)
Axl: ‘Het Gildegezelschap begaf zich door weer en wind – het regende, o wat regende het – op weg naar de kathedraal met in haar kielzog een oud wijf met vettige haren en een tandeloze zwerver die niets anders deed dan krijsen dat hij een rijpe zweer op zijn neus had die op het punt stond open te barsten –’
(Lisa schatert het uit)
Axl: ‘Wat?’
Lisa: ‘Hoe kom je daar nou weer bij? En het gezicht dat je erbij trekt.’
Axl: ‘Nog één keer dan.’
(stilte)
Axl: ‘Toen Maria ontwaakte stond ze meteen op om te kijken wat haar gewekt had. Onder haar slaapkamerraam trok een bont gezelschap van lawaaischoppers voorbij: een trommelaar, nog een trommelaar, en nog een. Ze keek op de kalender en dacht: o ja, die verrekte meimaand –’
(Lisa schiet opnieuw in de lach)
Axl (die ook begint te lachen): ‘Zo wordt het natuurlijk nooit iets. Nog één keer dan.’
Lisa (tussen de slappe lach door): ‘Axl, alsjeblieft, hahaha, die tekst, het slaat echt nergens op.’
Axl: ‘Jawel, die tekst is echt goed. Zo’n fanfare die van dorp naar dorp trekt, met van die vlaggen en vaandels en trommeltjes. En dan jij als Maria op die slaapkamer voor het raam –’
Lisa: ‘Hahaha.’
(Axl heeft inmiddels ook de slappe lach, gerommel, de opname stopt)